woensdag 1 juli 2009

Etentje

I think what I most want in a future husband is the man who can comfort me best when my mother dies.

We zitten aan tafel in een chique restaurant. Hij praat. Over zijn werk. Iets met computers. Ik begrijp er niet veel van maar laat hem praten. Zo kan ik rustig even observeren. Hij droeg een pak maar heeft zijn jasje uitgedaan. Daaronder draagt hij een overhemd met korte mouwen. Hij heeft bruine, gespierde armen. Ik kan de aderen over zijn onderarm zien lopen. Terwijl hij praat neemt hij een slok van zijn wijn. Zijn lippen omsluiten het glas.

Ik voel hoe hij zijn lippen tegen mijn voorhoofd drukt terwijl hij zijn armen om me heen slaat. Dit is het eerste moment. Dat ik het net hoor. Hij heeft het me vertelt. Of nee, mijn vader belde net. Zei dat ik even moest gaan zitten. Terwijl ik dat met een angstig voorgevoel doe komt hij naast me staan om te kijken of alles goed gaat. ‘Je vader?’ zeiden zijn lippen stemloos. Ik knikte. Mijn ogen waren wijd opengesperd omdat ik bang was dat het angstige voorgevoel zo uitgesproken zou worden en mijn wereld zou instorten. En inderdaad. ‘Er is iets ergs gebeurd,’ zei mijn vader. Ik keek in paniek omhoog. Hij bleef geruststellend maar alert naast me staan. Mijn rots in de branding. Ik hoorde de zinnen die mijn vader sprak verder niet goed. Hij nam de telefoon over, sprak met een kalm stem met hem en legde toen neer. Toen knielde hij naast me, hield me vast en drukte een zoen op mijn voorhoofd.

Zijn stem. Ik luister naar wat hij vertelt. Over de ICT business en dat dat de afgelopen jaren zo’n enorme vlucht had genomen. Hoe hij als student voor nerd werd uitgemaakt omdat hij als eerste een email adres had, en hoe hij al snel zijn eigen bedrijfje opzette dat websites voor studentenverenigingen maakte. Hij praat rustig. Laag. Zijn stem klinkt vol. Zijn ogen kijken vriendelijk. Terwijl hij vertelt schitteren ze. Ze staan vriendelijk in zijn gezicht.

Hij kijkt naar me en zegt zachtjes: ‘je moeder’. Ik begin te huilen. Hij houd me nog steeds stevig vast. Mijn angst om haar te verliezen is sinds het moment dat ik me realiseerde dat ze sterfelijk was steeds groter geworden. Zij is de belangrijkste persoon in mijn leven en nu is ze er niet meer. Wat moet ik nu? Hij houdt me vast, streelt mijn rug en kalmeert me langzaam.
Het tweede moment is in het ziekenhuis. Ik knijp in zijn hand als we de ziekenhuiskamer inlopen. Daar ligt ze. Aan allemaal slangetjes en buisjes. Het lijkt alsof ze nog leeft. Hij houd mijn hand stevig vast. Slaat zijn andere arm om mijn vader heen. Gelukkig kan hij hem ook troosten. Stel je toch voor dat ik alleen was geweest, hoe had ik dan mijn vaders verdriet kunnen verlichten?

De ober komt de bestelling opnemen. Hij bestelt een kalfsmedaillon. Medium. Zegt lachend: ‘de kok zal me vervloeken. Alleen blue rare wordt gewaardeerd door echte koks.’ Hij vraagt naar mijn werk en ik vertel. Over het kantoor waar ik zit, mijn collega’s en de klus waar ik momenteel mee bezig ben. Terwijl ik praat liggen zijn handen rustig op tafel. Ze spelen met het botermesje. Kalm. Terwijl hij aandachtig luistert naar mijn verhaal.

Het derde moment. De begrafenis. We zitten al klaar. Rechts naast me mijn vader. Met behuilde ogen, en neerhangende schouders. Opeens helemaal alleen. Links zit hij. In een licht grijs pak met een zwart hemd en een zwarte stropdas met een donkergrijs motief. Hij zit rechtop, alsof hij waakt over mij en mijn vader. Hij kijkt achterom. Glimlacht naar familie en vrienden. Knikt naar een collega van me. Intussen rust zijn rechterarm om mijn schouder. Zijn hand ligt op mijn bovenarm. Eens in de zoveel tijd geeft hij me een klein troostend kneepje. Zijn linkerhand heeft hij over mijn linkerhand gelegd. Hij houdt me overeind.

Ik heb een klein stukje voorbereid dat ik wil voorlezen, maar als het moment is aangebroken lukt het me niet om mijn benen te verplaatsen. Hij staat op en helpt me overeind. Loopt met me naar de microfoon en blijft naast me staan terwijl ik praat. Als ik klaar ben kijk ik door mijn tranen heen hem aan. Hij glimlacht en knipoogt even. Terug op onze plaats zoent hij mijn haar terwijl hij zich tegen me aandrukt.

Tijdens het eten blijft het gesprek geanimeerd. We praten over hobby’s, tennis en reizen. Hij is vaak naar Afrika geweest waar hij na zijn studie een aantal jaar als reisleider heeft gewerkt. Zijn verhalen zin amusant. Hij kan goed vertellen. Zijn lach is aanstekelijk.

Tijdens de weken na de begrafenis heb ik steeds last van huilbuien en paniekaanvallen. Ik praat veel over mijn moeder, over hoe ze me opgevoed heeft en over hoe ik haar mis. Hij luistert. Legt rustig een hand op mijn arm als ik weer eens in huilen uit barst. Hij houdt me vast, wiegt me heen en weer. Overdag belt hij ieder uur van zijn werk om te kijken hoe het gaat. Hij zegt dat hij van me houd en dat hij me wil troosten zoveel hij kan. Hij probeert me af te leiden van mijn verdriet, neemt me na een paar maanden mee op reis naar Afrika, waar ik voor het eerst weer lach als ik voor het eerst een giraffe in het wild zie.
We gaan koffie drinken in een klein cafeetje op de hoek van mijn straat. We hebben het over toekomstdromen, verlangens. Hij is gepassioneerd. Heeft veel plannen en ideeën. Hij wil veel. Maar niet alleen. Hij vertelt hoe hij van zijn ouders heeft geleerd dat je samen veel verder komt dan alleen. Hij vraagt of ik kinderen wil later en vertelt dat hij niet kan wachten tot hij vader wordt.

Na de koffie volgt de wijn en wat later de cognac. Hoe meer we op hebben, hoe dichter we naar elkaar toeschuiven. Uiteindelijk legt hij zijn hand op mijn dijbeen terwijl hij me zoent.
De volgende ochtend word ik wakker als hij zachtjes uit bed kruipt. ‘Blijf maar slapen, ik moet naar mijn werk,’ fluistert hij in mijn oor. ‘Ik bel je later.’ Net wanneer de deur in het slot klikt krijg ik een berichtje op mijn telefoon. Ik kijk snel, in de hoop dat het van hem is. ‘Heb je een leuke avond gehad schat? Ik hoop het voor je! Mam’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten