maandag 6 juli 2009

Pillen

I started anti-depressants today, and i’m terrified because when I’m happy I’m boring.

Daar liggen ze dan. Tien stuks. Achter elkaar, in twee rijen van vijf. Machinaal in een stukje plastic geperst. Ze zijn rood. Bloedrood. Ik glimlach. Dat is nog eens een mooie metafoor. Dat de pilletjes die mij moeten behoeden voor de sneden in mijn lichaam de kleur van bloed hebben.
Ik heb ze net uit het doosje gehaald. De bijsluiter heb ik weggegooid. Ik heb er teveel gelezen, kan geen kleine gedrukte lettertjes meer zien. Als ze niet samen zouden kunnen gaan met wat ik al slik, zou mijn brave huisarts het wel weten, lijkt me. Die man hoort toch alle bijsluiters uit zijn hoofd te kennen? Daar heeft hij toch zo lang voor gestudeerd?
Op het doosje is een sticker geplakt, met daarop mijn naam en de dosering: 1 maal daags, innemen met water na de maaltijd.
Ik pak het stripje op en druk langzaam een pilletje uit zijn veilige bubbel. Hij belandt op mijn handpalm. Ik laat hem heen en weer rollen. Hoe kan het nou, dat dit kleine ding mijn gedachten en gevoelens gaat bepalen? “Hoe ga je dat aanpakken, kleine pil?” zeg ik tegen het pilletje.
Ik moet lachen. Je zou nog gaan denken dat ik gek ben. Ik ben niet gek. Ik ben ongelukkig. Dat is iets anders. Soms maakt het dat ik gek wordt van mijn gevoelens, maar dat maakt me nog niet gek. Leg ze dat maar eens uit.
Waarom ik ongelukkig ben. Die vraag is me zo vaak gesteld. Heb ik mezelf ook zo vaak gesteld. Ik heb hem zelfs ooit met een mes in mijn arm geschreven. Ook dat hielp niet. Ik bleef ongelukkig. Het valt me allemaal zo tegen. Alles. En dat valt me dan steeds weer op. Dat het tegenvalt. Daar word je niet gelukkig van.
Als ik ooit de vraag zou hebben gekregen of ik wel geboren zou willen worden, had ik denk ik ontkennend geantwoord. Doe maar niet. Laat mijn ziel maar in het lichaamloze verpozen. Voor mij geen gedoe met lijf en ledematen. Ik hoef niet zo nodig op te groeien en te leren. Jammer dat mij die vraag nooit gesteld is. Althans, daar ga ik van uit. Anders was ik hier nu niet. In deze wereld.
Waarom moet ik hier doorheen om dan vervolgens weer terug te komen in diezelfde lichaamsloze staat? Wat een moeite om niets.
Leg ze dat maar eens uit. Vanaf het moment dat je begint over je ziel en het lichaam komen ze meteen met reïncarnatie op de proppen. Dat je door de moeite moet om verder te kunnen als ziel. Ga toch weg. Ik geloof niet in reïncarnatie. Het gaat niet vooruit, het blijft gewoon hetzelfde. Steeds weer dezelfde moeite.
Hier ben ik dan, al vijfendertig jaar. Bedankt jongens, doe me nog een rondje. Zal je zien, word ik straks net zo oud als mijn oma. Die overigens ook niet heel gelukkig was. Volgens mij. Ik herken mezelf in haar glimlach. Het klopt niet. Ze lacht niet echt. Ik lach ook niet echt. Ik gebruik mijn spieren om een gewenste reactie op te wekken. De mensen om je heen willen je zien lachen, nou dan lach ik toch.
Het glas water staat al klaar, de maaltijd is al op. Die was overigens lekker vandaag. Ik had zo’n zin in pasta. Heb even bij de Albert Heijn wat verse pasta gehaald, tomaatjes, courgette, met wat room. De room doet het hem. Daardoor krijgt het een body. En goed zout natuurlijk. Zeezout. Met een beetje peper. Versgemalen.
Waarom denkt iedereen dat als je ongelukkig bent, je dan van niets kan genieten? Ik kan enorm genieten van een fijne maaltijd. Het maakt me alleen niet gelukkiger. Ik kijk niet in het bijzonder uit naar de volgende maaltijd, waardoor het leven opeens zin zou krijgen. Of waardoor ik opeens blij en gelukkig zou zijn. Leg ze dat maar eens uit.
Ik hou niet van water. Water staat synoniem voor synthetische stofjes, die door dat water naar mijn maag worden gedragen. Water vervoert mijn toekomstige geluk. Of beter gezegd, mijn niet-ongeluk. Ik heb ze ook met andere drankjes naar beneden gebracht. Met sapjes, bier, wijn, whisky, en ooit een keer met twee flessen wodka. Dat laatste was niet zo’n goed idee. Maar daardoor vond ik bier, wijn en whisky ook opeens transportmiddelen, en dat is toch zonde. Dan maar water. Dan kan de rest nog vertier blijven. Vertier. Mooi woord. Van de wodka ben ik overigens maar afgebleven na die keer.
Het pilletje ligt nog steeds in mijn handpalm. Hoelang sta ik hier nu alweer? Het plakt aan mijn huid vast, de rode coating is aan de onderkant een beetje weggesmolten, waardoor de naakte waarheid plotseling naar boven is gekomen. Een akelig wit klein pilletje, ontdaan van zijn mooie maar bedrieglijke kleur ligt daar opeens. Het snoepjes uiterlijk is verdwenen, en nu rest alleen nog een medicinaal gegeven. “Pilletje toch, je stelt me teleur,” zeg ik. “Je bent net als de rest.”
In een poging minder ongelukkig te zijn heb ik de vreemdste dingen gedaan. Alles om intensiteit te voelen. Drugs, drank, automutilatie, zoals ze dat zo mooi noemen. Wat kan ik doen om mijn lijf voor de gek te houden? Hoe kan ik van het lijf af,zodat mijn ziel overblijft? Als ik het verdoof, activeer of verlam? Ik heb dagenlang onzinnige televisie gekeken in de hoop vanzelf hersendood te raken. Ik heb ruzie gezocht met mensen, in de hoop dat het lot mijn lot zou bepalen. Maar steeds weer kom ik hier terug. En blijkt dat dit stomme pilletje de beste manier is om mijn lijf voor de gek te houden. Of mijn gedachten. Of beide, wie zal het zeggen. Na al die moeite is dit het redmiddel.
Ik weet al hoe het gaat zijn. Het is alsof je hele lijf slaapt, vlak voordat het gaat tintelen. Je kijkt naar je ledematen, wilt ze bewegen, maar het lukt niet. Je wilt naar een glas reiken, maar je arm is te zwaar, wilt je benen bewegen maar krijgt je voeten niet van de grond. En omdat je daardoor zo in paniek raakt, ben je minder bezig met ongelukkig zijn. Daar heb je dan geen tijd meer voor. Want je hele lijf schreeuwt om actie, terwijl het onmogelijk is in beweging te komen.
Leg ze dat maar eens uit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten