zaterdag 27 juni 2009

Seaside

Sometimes I flash my headlights to warn other drivers of absolutely nothing.

Het was midden in de nacht. De weg was verlaten. Het was een beeld als uit een oude film uit de jaren twintig. Grijs zwarte tinten, hier en daar een fel licht van een van de weinige lantaarnpalen. Daartussen veel zwarte leegte. Links hoorde je de zee tegen de rotsen beuken. De berm naast de weg was smal, de heuvel liep steil naar beneden. De Atlantische oceaan had door de eeuwen heen grote gaten geslagen in de kustlijn. In de verte schitterde het zwakke maanlicht op de golven. Rechts was naast de weg een huis te zien. Twee verlichte ramen. Een auto reed langzaam de weg af. Hij kronkelde langs de bochten, verdween soms uit het zicht en kwam dan iets lager weer tevoorschijn. Tweehonderd meter lager klom een andere auto het smalle pad op. Langzaam kropen de koplampen van beide wagens naar elkaar toe. Toen ze vlakbij elkaar waren seinde de ene auto naar de andere. Even lichtten zijn koplampen nog meer op in de duisternis. Het licht weerkaatste op de stenen van de berg.
De auto die bergaf ging, reed door in hetzelfde tempo als waarmee hij begonnen was. De andere auto vertraagde zijn tempo. Totdat hij stilstond. Het geluid van een autodeur die open ging. De motor stond nog aan. Voetstappen liepen om de auto heen. Stonden stil en liepen weer door. Een man mompelde iets. Vanuit de auto klonk een vrouwenstem. Ze leek iets te vragen. De man mompelde weer, liep om de auto heen en stapte weer in. Het portiek sloeg dicht.
De auto trok op en reed twee bochten verder. Daar stopte hij weer. De bestuurder stapte weer uit. Liep nogmaals om de auto heen, met trage stappen. Weer mompelde de man iets. Vanuit de auto klonk weer de vrouwenstem. “Ik zei toch al dat ik niets kon vinden!” riep de man licht geïrriteerd uit. De vrouw antwoordde iets terug.
“ Goed,” zuchtte de man, “ik zal nog even aan deze kant kijken.” Weer klonken zijn stappen. Toen een klap en een lage schreeuw, die al snel de diepte in verdween. De vrouw in de auto schreeuwde. Haar portiek ging open. Haar hakken klikten op de weg. Ze tippelde naar de rand van de weg en gilde. “Frans! Frans!” Een kleine stilte. Dan weer. “Frans, waar ben je?”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten