zondag 21 juni 2009

Oma

Frank, remember I send you one that said: I’m only 20 but I think I’ve found the one!” Tear it up... the fucker broke my heart!

Ik zie hoe ze over hem praat. Hoe haar ogen gaan glimmen en haar gezicht straalt. Hij is haar eerste vriendje. Haar moeder, mijn dochter, luistert niet. Die is druk bezig met het avondeten. Ik zit aan de eettafel en vang flarden op van haar relaas. Dat hij een kettinkje gekocht heeft, en dat hij haar mee naar de film heeft gevraagd. Haar moeder knikt afwezig. Ze krijgt door dat haar publiek niet luistert en komt bij me zitten maar zegt niets. Met oma’s bespreek je dit soort dingen niet. Althans, dat denkt ze, denk ik. Met oma’s praat je niet over liefde en romantiek. Want wat weten die er nou van?
Ik weet meer dan ze denkt. Zij denkt dat ik haar opa heb gehad. Dat ik hem ontmoette toen ik achttien was, dat we verkering kregen en trouwden toen hij na de oorlog thuis kwam. Dat we toen drie kinderen kregen. En dat het toen klaar was. Nadat de kinderen het huis uit gingen werkte hij nog vijftien jaar door. Toen ging hij met pensioen en twee jaar later stierf hij. Ze zag bij mij geen tranen op de begrafenis. Omdat ze denkt dat je niet meer huilt na al die jaren. Of omdat ze denkt dat de liefde op was.
Maar er is zoveel meer dat ze niet weet. De kalverliefdes van de huishoudschool. Jan, die me zoende op het schoolplein na de les. De fietstochtjes met de vriendenclub in de grote vakantie. Zwemmen in de bossen. Ze zou eens moeten weten wat daar gebeurde.
En toen kwam Frans. Haar opa. Die me twee jaar achterna liep, omdat ik zo nodig nog eerst Wim, Bart en Hans wilde uitproberen. Frans had geduld. Die wachtte. Die wist hoe het zat. Frans was een beste jongen, toen. Hij was snel tevreden. Hij was niet avontuurlijk, hoefde geen grote plannen te maken. De oorlog verstoorde zijn rustige leven en trok hem weg van zijn veilige thuis. Ik was toen nog helemaal niet verliefd op hem. Dus in de periode dat hij in Duitsland in de fabrieken werkte, zocht ik Wim weer op. En Bart en Hans. Maar Wim wilde uiteindelijk met een meisje van goede stand trouwen, en Bart ging studeren in Utrecht. En Hans liep op een avond door de verkeerde straat en kwam midden in een razzia terecht.
Van de Duitse soldaten wilde ik niets weten. Maar de Amerikanen. Oei, dat was een feest! Een paar maanden na de bevrijding kwam Frans terug uit Duitsland. Ik was toen tweeëntwintig. De oorlog had hem harder gemaakt, maar ook stoerder. Hij wilde mij nog steeds en ik ging overstag.
Frans kreeg een baantje bij de autofabriek, ik gaf les op de lagere school om de hoek. Toen ik zwanger werd wilde hij dat ik stopte met werken. Ik heb drie weken ruzie gemaakt. Toen begreep hij dat ik zou doen wat ik wilde. Daarna zijn daar nooit meer woorden aan vuil gemaakt. Het feminisme werd pas veel later bedacht, door vrouwen die hun bh’s gingen verbranden. Onzinnig vond ik dat. Als vrouw moet je gewoon zeggen wat je wilt, een goede man begrijpt dat heus wel. Frans in ieder geval wel.
De oorlog had zijn sporen achtergelaten. Toen de kinderen klein waren sloeg Frans me tijdens een ruzie. Hij had te veel gedronken, ik stond op mijn strepen. Ik pakte mijn spullen en verdween. Woonde een maand bij een collega. Frans belde iedere dag om te zeggen dat het hem speet. Na een maand ging ik terug. Er werd nooit meer over gepraat.
Maar het werd ook nooit meer zoals vroeger. Hij raakte me met geen vinger meer aan. Ik was mijn vertrouwen in hem kwijt geraakt. Werd verliefd op een andere man, een vader van een van mijn leerlingen. Ik kreeg een verhouding. In de jaren zestig kon alles onder het mom van de vrije liefde. Dus Frans slikte het. Mijn affaire duurde acht jaar. Eens in de maand ging ik een weekend met Klaas weg. Frans bleef bij de kinderen, die dachten dat mama een cursus volgde elders in het land.
Na acht jaar maakte ik het uit met Klaas. De spanning was weg. Ik had al een uitgebluste relatie, daar hoefde ik er geen twee van. De kinderen gingen het huis uit, ik ging bij een boekenclub. Waar ik Daan ontmoette. Die tien jaar jonger was dan ik, maar die mij met zijn literaire praatjes een tijd lang wist te vermaken.
Toen Frans stopte met werken, moest ik nog twee jaar doorwerken. Althans, dat wilde ik. In de avonduren ging ik naar yoga, sporten en moest ik boeken lezen. Twee jaar later werd ik op een ochtend wakker. Frans sliep in de kamer beneden, hij kon de trap niet goed meer op. Ik zette koffie en maakte het ontbijt. Hoorde niets. Toen ik ging kijken was hij al helemaal stijf. Later bleek dat hij de avond ervoor al een hartaanval gehad moet hebben. De arme ziel. Ik hoop dat hij niet al te bang was.
Ik heb geen idee hoe hij zijn leven geleid heeft. Ik vermoed dat hij weinig heeft meegemaakt. Maar voor hetzelfde geld hield hij er een ander leven op na. Het doet er ook niet toe. We waren een stabiele basis voor de kinderen, en verder leidden we ons eigen leven.
Na zijn dood kreeg ik verschillende verzoeken van mannen om met hen te trouwen. Ik heb ze allemaal de deur gewezen. Geen man meer in mijn huis, niemand om rekening mee te houden. Ik weet dat mijn kinderen en kleinkinderen dat zielig vinden. Maar ze weten niet van Bert, de vriend van een collega van me, die me de eerste jaren na het overlijden van Frans gezelschap hield. Ze weten ook niet dat de enige reden dat ik naar het bejaardentehuis ben verhuisd Teun is, die daar al woonde. Het is toch gemakkelijker om dichterbij te wonen, ik ben ook de jongste niet meer.
Mijn kleindochter zucht weer eens diep. ‘Mis je opa niet?’ vraagt ze. ‘Ja hoor, die mis ik nog steeds wel, van tijd tot tijd,’ antwoord ik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten