vrijdag 2 oktober 2009

Neiging

I look at chandeliers above me and wonder if I’d move fast enough from it smashing me.

Ze keek nar buiten door het raam. Het waaide. Ze probeerde zich te herinneren hoe het voelde wanneer de wind door je haar ging. De geuren van de seizoenen. Ze was al jaren niet meer buiten geweest, wanneer was het voor het laatst? Ze kon het zich niet meer herinneren. Te lang geleden. Ze stond op uit haar leunstoel, veegde met haar rechterhand drie keer langs de leuning en liep richting de keuken. Haar linkerhand streek over het donkerbruine dressoir. In de keuken stond een stoel verkeerd. Hoe kon dat? Die hoorde daar niet te staan. Snel zette ze hem tien centimeter naar links. Ze had misschien vanochtend niet goed opgelet?
Ze vulde de waterkoker en zette hem aan. Pakte het theekopje dat altijd links op het aanrecht stond en nam een zakje thee uit het blikje. Toen het water kookte trok ze haar ovenhandschoenen aan en schonk het kopje vol. Met de wanten nog aan liep ze terug naar de leunstoel en zette het kopje op de vensterbank. De wanten hing ze terug aan hun haakje naast de koelkast.
Vroeger, toen ze nog jong was, had ze nergens last van gehad. Ze speelde buiten, klom in bomen, zwom in meertjes en fietste door de stad. Toen ze ging studeren en in een vreemde stad was gaan wonen had ze haar eerste neiging gekregen. Ze durfde de spoorwegovergang vlakbij haar huis niet over te steken, uit angst dat er per ongeluk een intercity langs zou komen. Dus fietste ze naar een ander station, om daar de trein naar huis te nemen.
Een paar jaar later kwamen er steeds meer neigingen bij. Ze durfde niet meer te fietsen, omdat het leek alsof het verkeer om haar heen op haar afkwam. Liften maakten haar benauwd en in de supermarkt was ze bang om uit te glijden in de lange gangpaden. Haar wereld werd langzaam kleiner. Wanneer ze buiten liep, moest ze steeds binnen tien passen bij de volgende lantaarnpaal zijn, bij zebrapaden mocht ze alleen op de witte strepen lopen. Deurklinken moesten met rechts geopend en met links gesloten worden, leuningen moesten worden aangeraakt.
De dwangmatigheid bepaalde haar leven. Jarenlang had ze de ene psychiater na de andere gesproken, in de hoop de oorzaak van haar neigingen te vinden. De een vertelde haar zich erbij neer te leggen en te proberen daaromheen een leven op te bouwen, de ander dwong haar ertegenin te gaan, ‘face your demons’, riep hij steeds. Alles had ze geprobeerd. Niets hielp. Hoe ouder ze werd, hoe banger. Ze begreep het niet. Rationeel wist ze dat het niet uitmaakte of ze een leuning wel of niet aanraakte, maar wanneer ze ergens liep, dwong haar lichaam haar ertoe. Haar hele gevoel was ingesteld op het aanraken of het vermijden van iets. Wanneer ze daar niet aan toegaf voelde alles verkeerd. Het jeukte tussen haar schouders, het prikte in haar ogen. En dat bleef het doen totdat ze haar neiging had uitgevoerd.
Soms verdween een neiging weer na een tijdje. Maar die werd dan meestal weer vervangen door een andere. Of ze verdwenen tijdelijk. Het aanraken van leuningen was een tijdje minder belangrijk geweest, maar kwam terug na de dood van haar moeder.
Uiteindelijk had ze zich erbij neergelegd. Het isolement waar ze langzaam was in geraakt kon ze niet meer doorbreken. Haar gedrag maakte haar onzeker, waardoor contact maken met vreemden langzaam maar zeker onmogelijk was geworden. Ze had nog een paar goede vrienden waarmee ze belde en die soms langs kwamen. Het was haar gelukt om een baantje te vinden dat ze vanachter de computer kon uitvoeren, de Albert Heijn bezorgde aan huis, ze hoefde de deur niet meer uit. Gelukkig. Ze moest er niet aan denken de wereld aan te moeten gaan. Het was goed zo.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten