dinsdag 25 augustus 2009

Blind

God told me that the man I will one day marry will be blind. Now I consider for each person I date how much blindsness would ruin his future plans.

Langzaam gleden haar vingers over de rand van de tafel. Van links naar rechts en weer terug. Het was een gewoonte geworden. Ze voelde de groeven van het hout en zag de donkerbruine tafel voor zich. Halverwege zat een uitstekend spijkertje. Ze kon zich nog herinneren hoe ze lang geleden tijdens een feest snel een kleedje wilde vastmaken en in een half dronken bui een hamer had gepakt. Lang geleden.
Haar handpalmen bewogen over het tafelblad, dat inmiddels zo glad was dat ze zich geen zorgen maakte over splinters. Haar vingertoppen raakten iets warms. Voorzichtig bewoog ze haar hand naar de mok en nam hem beet. Ze bracht de thee naar haar mond, voelde de hete damp tegen haar lippen slaan. Ze blies even. ‘Altijd horizontaal blazen’ had ze vroeger geleerd. Dan pas blies je de hete moleculen weg. Als je in je thee zou blazen, zouden de moleculen weer in je thee terecht komen. Het warme water smaakte naar niets. Ze zette de mok voorzichtig terug op tafel en gleed verder over het tafelblad tot haar vingers het theezakje vonden. Helemaal vergeten. Ze trok met haar rechterhand het touwtje los van het zakje dat ze in haar linkerhand hield. Ze tastte weer naar haar mok, liet het zakje voorzichtig over de rand vallen en trok langzaam aan het touwtje het zakje steeds weer omhoog. Na een minuut trok ze het zakje hoog op, voelde het schoteltje dat zoals altijd links van haar stond, en legde het zakje neer. Even voelde ze met haar linkerhand of ze niet gemorst had. De tafel was droog.
Terwijl ze van haar thee dronk ging haar telefoon in haar broekzak. Aan de ringtone kon ze horen dat het Bart was. Ze nam op. “He liefste, hoe gaat het?’. Zijn stem klonk dichtbij. Door de telefoon had ze het idee dat ze hem beter kon horen dan wanneer hij tegenover haar zat. Misschien kwam het ook omdat ze dan was afgeleid door zijn geur of de geluiden die hij maakte; het schuiven met zijn schoenen, slikken. ‘Ik zit nog even rustig een kopje thee te drinken, ik ga zo op weg,’ zei ze. ‘Ik haal je straks dan gewoon op, goed? Dan kom ik na mijn werk naar je toe en dan halen we even Chinees.’ “Dat is goed. Werk ze vandaag. Ik zie je straks. Kus!’. ‘Dag meissie, tot vanmiddag.’
Ze kon zich iedere vorm van zijn lijf voor de geest halen. Haar handen hadden hem al duizend keer gelezen. Zijn gezicht, met zijn ietwat kromme neus, zijn ogen die dieper lagen, zijn lange wimpers. Zijn haar was zacht en kon heerlijk ruiken, vooral als hij net buiten was geweest. Zijn rechteroor had een bobbeltje, net achter zijn oorlel. In zijn nek voelde ze zijn spieren, die steeds reageerden op haar aanraking. Zijn schouders waren breed, zijn armen fors en behaard. Zijn lijf had geen geheimen meer voor haar, ze kende hem door en door. Ze kon met zoveel liefde aan hem denken, aan de vormen die ze herkende. Maar steeds weer sprongen de tranen in haar ogen wanneer ze dacht aan de kleur van zijn haar en zijn ogen. De blik waarmee hij haar bekeek als ze voor hem stond. Ze had alleen zijn woorden, zijn aanraking.
Ze kon zich voorstellen hoe blond zijn haar was, hoe groen zijn ogen. Ze wist wat het was. Blond. En groen. Maar ze wist niet hoe blond, hoe groen precies. Hij omschreef de wereld voor haar, maakte vergelijkingen, waardoor ze een goed idee had van wat hij zag. Maar ze zou het nooit precies weten.
Tikkend liep ze van de voordeur naar de bushalte. Iedere dag dezelfde stappen. Vijf vooruit, een draai naar rechts. Twintig stappen tot aan de hoek en dan weer rechts. Na drieëndertig stappen was ze bij de halte. Ze hoorde twee vrouwen praten. Bleef staan. De bus was drie straten verder, ze hoorde hem optrekken. Ze zou zo even vragen of de dames haar naar binnen konden helpen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten